De geschiedenis van de euro
1951
De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wordt opgericht
1957
Zes landen ondertekenen het Verdrag van Rome: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Dat verdrag voorziet in de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, de EEG.
1967
De Europese Economisch Gemeenschap wordt omgedoopt tot Europese Gemeenschap (EG).
1973
Drie landen sluiten zich aan bij de oorspronkelijke groep van zes: Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
1981
Ook Griekenland wordt lid van de Europese Gemeenschap.
1986
De EG groeit uit tot een groep van twaalf landen, want ook Spanje en Portugal treden toe.
1989
De staatshoofden en regeringsleiders van de verschillende landen besluiten in Madrid om meer werk te maken van een munt voor Europa.
1992
Het Verdrag van Maastricht wordt goedgekeurd. Dat verdrag is de basis voor de realisatie van de monetaire unie. De naam 'Europese Gemeenschap' wordt vervangen door 'Europese Unie (EU)'.
1995
Nog eens drie landen treden toe tot de Europese Unie. Het zijn Zweden, Finland en Oostenrijk. De europese Unie bestaat nu uit vijftien lidstaten.
In december 1995 wordt in Madrid op de Europese Top het scenario voor de invoering van de eenheidsmunt vastgelegd. De politieke leiders beslissen ook dat die gemeenschappelijke munt de naam 'euro' zal dragen.
1 januari 1999
De Economische en Monetaire Unie (EMU) is een feit. 'Economische unie' slaat op de gemeenschappelijke markt en de economische samenwerking tussen de deelnemende landen. 'Monetaire unie' betekent dat die landen dezelfde munt gebruiken.